Nog even over die quote van vorige week. “Het lijkt altijd onmogelijk tot het gedaan wordt”. Daar wil ik graag wat dieper op ingaan.
(Mocht Nelson Mandela nog geen held van me geweest zijn, dan was ‘ie het nu.)
Omdat ik werk aan de uitvoering van het VN-verdrag voor de Rechten van Mensen met een Beperking, kom ik de laatste tijd iets te veel verhalen tegen over de barrières waar gehandicapte mensen (al dan niet letterlijk) tegenaan lopen.
Barrières die, bedoeld of onbedoeld, bepalen wat zij wel en niet kunnen doen met en in hun levens, relaties en werk.
Zoals jullie misschien al wel weten, raakt dit onderwerp mij persoonlijk, omdat ik regelmatig ervaar hoe hardnekkig (en onnodig!) deze obstakels kunnen zijn.
Mijn gehoor is minder goed dan dat van anderen, minder goed dan nodig is om er geen hinder van te ondervinden, en minder goed dan tien jaar geleden (toen ik ook al slechthorend was). Dus ja, ik weet wat het is om beperkt te zijn, beperkt gevonden te worden, en mij beperkt te voelen.
Maar ik ben méér dan mijn oren.
Er zijn genoeg momenten waarop ik geen last heb van mijn slechthorendheid, en er helemaal niets van merk.
Er zijn ook genoeg momenten waarop ik minder beperkt ben dan anderen. Als ik met het openbaar vervoer reis, ben ik minder beperkt dan iemand in een rolstoel. Als ik een boek lees, ben ik minder beperkt dan iemand met dyslexie. Enzovoorts.
Dat ik slechthorend ben, wil dus niet zeggen dat ik altijd en overal hindernissen tegenkom. (Sterker nog: het kan soms een voordeel zijn. Wat dacht je bijvoorbeeld van mijn nachtrust?)
En andersom hebben de hindernissen die ik wél tegenkom lang niet altijd te maken met die ene officieel erkende beperking…
Zijn er eigenlijk onbeperkte mensen? Nee, toch?
En natuurlijk, de ene beperking brengt veel meer (on)mogelijkheden met zich mee dan de andere.
Maar waarom erkennen we niet wat vaker dat iedereen bepaalde gebreken heeft? Dat het hebben van een beperking ons niet minder mens maakt? En dat we ondanks én dankzij die gebreken ook heel veel mogelijkheden hebben?
Bereiken we langs die weg niet veel meer, en veel mooiere dingen, dan wanneer wij – of “de maatschappij” – ervan uitgaan dat we perfect (dus onbeperkt) moeten zijn om iets te kunnen bereiken, en dat onze beperkingen per definitie onwenselijk zijn en dus behandeld, gemaskeerd of genegeerd moeten worden? Dat bepaalde zaken nooit zullen veranderen omdat “het nu eenmaal zo werkt”? En dat er een wezenlijk verschil is tussen mensen met en zonder een beperking? (Voor zover er überhaupt sprake kan zijn van “zonder”…)
Volgens mij hebben we sowieso al één beperking met elkaar gemeen – onze tijd op aarde – dus laten we die tijd alsjeblieft een beetje slim doorbrengen. Iedereen is gelijk. Ieder mens heeft beperkingen en (on)mogelijkheden. En als je die twee bij elkaar optelt: het is niet aan een ander om te bepalen wat iemands (on)mogelijkheden zijn.
Nogmaals: “het lijkt altijd onmogelijk tot het gedaan wordt”. Laten we dat onthouden.
Mijn zusje heeft een borderline afwijking. Ze kan er goed mee omgaan en is er uiteindelijk in geslaagd, een baan te vinden en te houden. Ze zegt wel altijd: wanneer je een dergelijke beperking hebt, ben je constant bezig met aanpassen. Je zou soms willen dat de wereld zich aan jou aanpast. Dat doet de wereld niet, zeker niet als het gaat om een handicap die je niet direct ziet. Dat is soms hard, maar het is niet anders.
Pingback: Rolstoel Roadmovie: vier redenen waarom deze serie zo tof is
Pingback: Wat heeft de Pietendiscussie met doofheid te maken? | Wendy Weet Waarom