Ik heb mijn ideale vakgebied gevonden.
Een half jaar geleden wist ik nog niet eens van het bestaan af, maar gemeenten (en andere overheidslagen) verdiepen zich sinds kort in een onderwerp dat mij werkelijk op het lijf geschreven is: het VN-verdrag inzake de Rechten van Mensen met een Beperking.
En hoewel ik het een goed, uitdagend, interessant en belangrijk onderwerp vind, dat ook best te rijmen valt met mijn missie enzo… Toch wringt er iets.
Of eigenlijk wringt er helemaal niets, en juist daarom word ik er een beetje kriegelig van.
Het VN-verdrag en ik passen zó goed bij elkaar, dat anderen het op zijn minst een beetje raar zouden vinden als ik er na mijn traineeprogramma niet mee verder zou gaan. (“Wat meer inbreng van ervaringsdeskundigen zou heel goed zijn”, klinkt het dan.)
Het doet mij echter vooral denken aan die keer dat iemand tegen me zei hoe bijzonder ze het wel niet vond dat ik, als slechthorende, Taalwetenschap gestudeerd had. Alsof het hebben van een (fysieke) beperking samenhangt met het hebben van bepaalde interesses. Alsof, vanwege mijn gehoor, mijn liefde voor taal volautomatisch óók beperkt zou moeten zijn.
Dat bepaal ik zelf wel.
En natuurlijk zijn dat soort opmerkingen (bijna?) nooit slecht bedoeld, en het zou inderdaad goed zijn als het VN-verdrag minder vóór en meer dóór mensen met een beperking verwezenlijkt wordt. “Niets over ons, zonder ons!”
Alleen, dan moeten wij daar wel zélf voor gekozen hebben. In een inclusieve samenleving – een samenleving waarin het VN-verdrag overbodig zou zijn – kunnen gehandicapte mensen namelijk niet alleen meedoen, ze hebben ook keuzevrijheid. De vrijheid om bijvoorbeeld, net als mensen die (zogezegd) niets mankeren, te kiezen wat voor werk ze willen doen – en dus ook wat voor werk ze niet willen doen.
Heb ik voor deze opdracht gekozen? …In alle eerlijkheid: mwoah.
Ik mocht een top drie invullen, en deze opdracht heb ik op twee gezet, maar alleen omdat ik het niet aandurfde om mijn persoonlijke topfavoriet – een opdracht rondom statushouders(!) in Breda(!) – op zowel de eerste, tweede als derde plaats in te vullen. Met 46 andere trainees in de poule kun je maar beter een beetje realistisch zijn.
Dus ja, die opdracht rondom het VN-verdrag is niet zomaar op mijn bordje geschoven, maar als het aan mij had gelegen…
Misschien voelt het daarom ietwat ongemakkelijk. Een opdracht die mij als gegoten zit, terwijl ik liever iets anders zou doen.
Toen Assepoester haar glazen muiltje opnieuw mocht aantrekken, aarzelde ze geen moment, omdat ze wist dat zij daardoor haar prins weer zou zien. Maar stel nou dat prins Charming haar hart niet veroverd had?
Wat als Assepoester, een paar dagen eerder, iemand had gezien die zij nog nét iets leuker vond? Dan had ze dat perfect passende schoentje vast een stuk minder enthousiast aangetrokken… Of zelfs aan haar voorbij laten gaan. (Want zeg nou zelf: een muiltje van glas?!)
Afijn. Over een half jaar mag ik weer iets anders gaan doen – als ik dat tegen die tijd nog wil. En tot die tijd maak ik hier gewoon zeg maar echt mijn ding van.
Pingback: Over (on)mogelijkheden en beperkingen | Wendy Weet Waarom