Vroeger dacht ik dat grote mensen heel goed wisten waar ze mee bezig waren en hun zaakjes perfect geregeld hadden. Waarom zouden ze anders zoveel verantwoordelijkheden hebben?
Alles wat mij als kind nog niet duidelijk was, zou zich dus later – zodra ik groot zou zijn – voor mijn ogen ontvouwen en begrijpelijk worden. De puzzelstukjes zouden dan allemaal op de juiste plaats vallen, en vanaf dat moment zou ik mezelf de rest van mijn leven geen vragen meer hoeven te stellen. Ik zou ook nooit meer iets vergeten, alles op precies het juiste moment doen en nooit meer een stommiteit begaan.
Volledig overzicht, totale controle, alles van een leien dakje.
Op een goede morgen zou ik wakker worden en weten, tot in details, hoe ik mijn leven zou moeten invullen en wat ik daarvoor moet doen en laten. Na die ingeving zou ik uit bed komen, ik zou pannenkoeken bakken voor het ontbijt en ze verorberen voor de televisie. (Want ik ben groot, dus niemand die tegen me zegt dat het niet mag!) En daarna zou ik fluitend aan het werk gaan en nog lang en gelukkig leven.
In werkelijkheid ben ik nog nooit fluitend naar mijn werk gegaan, en weet ik nog steeds niet hoe mijn “huisje, boompje, beestje” eruit ziet.
Meerderjarig, jazeker. Maar nog steeds laat ik dingen liggen op plekken waar ik ze nooit meer terugvind, en word ik regelmatig uitgelachen om mijn stomme acties. Ik probeer een gigantisch pakket met daarin mijn nieuwe vierseizoenendekbed – maatje lits-jumeaux – achterop de fiets thuis te krijgen. (Het is me gelukt, maar vraag me niet hoe.) En ik maak het uit met mijn vriend op de dag dat hij met een bos bloemen voor de deur staat. (Ook dat had ongetwijfeld beter gekund.)
En zo blijkt het leven van de meeste volwassenen, waaronder dat van mij, behoorlijk floepig te zijn. (Ik heb dit woord helaas niet zelf verzonnen: het komt uit een aflevering van Friends. “Now everything is just…” “Floopy?” “Yeah.” )
Kleine troost: dit geldt voor alle grote mensen. Of, zoals de dialoog in Friends verdergaat: “Well, that’s not just you. I mean, half the time we don’t know what we’re doing. You just have to hope that it will all come together and things will be… unfloopy.”
Waarna Phoebe fijntjes opmerkt dat “onfloepig” volgens haar geen woord is.