Er zijn volgens mij weinig dingen waar mensen meer plezier aan beleven, dan aan “mensen kijken”. Anderen observeren. En hoe verder weg van huis – hoe vreemder het volk – hoe meer er te observeren valt.
Op mijn laatste ochtend in München heb ik niet zozeer genoten van het ontbijt zelf, als wel van de mensen om mij heen. Tegenover mij zat bijvoorbeeld een Aziatische vrouw die haar mes vasthield alsof het stokjes waren. De manier waarop zij met dat mes heel delicaat de hüttenkäse met jam vermengde en vervolgens met haar handen voorzichtig een wit broodje uitholde om stukjes vulling te kunnen besmeren met dat mengsel… Fascinerend! (Ik hoop trouwens maar dat ik mijn gestaar binnen de perken heb kunnen houden…)
Na dat ontbijt stond er een (directe) treinrit naar Boedapest op het programma. Dus daar ben ik nu, voor de derde keer in mijn leven. Maar om nou te zeggen dat deze stad went…
Het blijft een on-Nederlandse stad. Met een volstrekt onbegrijpelijke taal, architectuur die mijlenver afstaat van ‘Dutch Design’, en een smakelijk zigeunersausje.
Aan interessante mensen hier geen gebrek. Met name onder de festivalgangers – woensdag is Sziget begonnen, één van de populairste festivals in Europa – maar ook onder de “normale” bups inwoners en toeristen.
Het hostel waar ik nu in verblijf wordt vooral geboekt (en gerund) door Engelstalige mensen: Britten, Australiërs, Amerikanen, enzovoorts. Gisteren bij het avondeten was ik zelfs de enige persoon aan tafel met een andere moerstaal dan het Engels, én de enige Europeaan. Flink vermoeiend, kan ik je zeggen, maar ook een uitstekende gelegenheid om eens iets anders te horen… Voor zover ik de gesprekken kan volgen, tenminste – en dat is niet ver. Maar omdat het hostel elke avond gratis eten serveert, en regelmatig stapavonden en andere activiteiten optuigt voor de gasten, heb ik niet het idee dat ik dramatisch buiten de boot val.
Het lijkt me wel fijn om makkelijker aansluiting te kunnen vinden bij de rest, maar een onafhankelijke positie heeft ook zo zijn voordelen. In plaats van één of enkele intensieve contacten, spreek – en bekijk – ik iedereen een beetje. (Kwantiteit boven kwaliteit, dus. Maar net als met foto’s maken geeft dat toch de meeste kans op een interessant plaatje…) En daarnaast betekent die onafhankelijkheid ook “vrijheid”. Heb ik zin om naar de Széchenyi-baden te gaan? Dan hoef ik dat met niemand te overleggen!
Daar kun je trouwens – naast heerlijk badderen – ook heerlijk mensen kijken, en je verwonderen over alle soorten badmode, tatoeages, lichaamsbeharing, lijven (etc.) die je voorbij ziet komen. Zoals ik al zei: hoe diverser en groter het aanbod, hoe beter, en dat zit bij de Széchenyi-baden wel goed – van “fiet fieuw” tot “zou dit in zijn/haar land nog net wél kunnen, of ook daar niet?”.
Voor nu kan ik mij hier prima mee vermaken, waar dan ook: in het hostel, in restaurants, buiten… De diepgang komt later wel weer.