Op de kast naast mijn bureau lagen al maanden drie chilipeper-zaadjes te drogen. Niet omdat ze zeiknat waren ofzo. Ik was ze gewoonweg vergeten.
Gelukkig dacht ik er vanmorgen ineens aan.
Hoewel, “ineens”… De lente is begonnen, de dagen worden langer, en de zon scheen. Ik had deze groene-vingers-manie dus eigenlijk wel kunnen zien aankomen.
En mijn spider plant heeft baby’s / mijn graslelie vormt nieuwe plantjes. Dus als ik dan toch aan de slag ga met potgrond en stekpotjes, kan ik het net zo goed meteen grondig aanpakken. (Yesssss!)
Ligt het trouwens aan mij, of is de naam spider plant veel leuker en treffender dan graslelie?
Bij het woord graslelie denk ik namelijk aan een teer, veeleisend plantje. Niet aan het stevige “ik-vermaak-me-overal-wel” van een spider plant.
In mijn studententijd woonde ik op de 15e verdieping van een flat. De enige beestjes die zich duidelijk niets aantrokken van die hoogte, waren spinnen. En de enige plant die het daar van begin tot eind volhield, was mijn spider plant.
Mijn respect hebben ze.
Vooral de planten dan hè. Echte spinnen… Mwoah.
Afijn. De chilipeper en basilicum kan nu ontkiemen, en de jonge spider plants kunnen wortels gaan vormen.
Voor een paar van die spider plant baby’s is de toekomstige adoptie zelfs al geregeld. Twee van mijn huisgenootjes willen ook wel zo’n bikkel op hun kamer.
Random Act of Kindness: Geef een plant aan een huisgenoot (of buurman/-vrouw).
Zo leuk om een plant steeds groter te zien worden. Mijn pannenkoekenplant gaat ook als een speer, die heeft al zoveel nieuwe stekjes voortgebracht.
Uhuh! 😀 Ik heb nog geen pannenkoekplant, maar m’n ouders wel, dus zo heel lang zal het waarschijnlijk niet duren voor er hier ook eentje staat.